Boot!
De Gouwe is geen rivier, geen kanaal, maar een gekanaliseerde rivier. Het is maar dat je het weet! De naam van dat watertje spreek je niet uit op z’n plat Haags of Rotterdams, maar zoals het hoort: stijlvol, gedragen en met respect voor wat de rivier heeft gebracht: een prachtstad die, terwijl het water langzaam stijgt, steeds verder wegzakt in het veen.
Ineens lag in dat watertje, precies aan de rand van een volkswijk, nog net binnen de stadsgrenzen, een groot wit ding: een boot. In de volksmond vluchtelingenboot geheten maar op het stadhuis aangeduid als: hotelboot.
Nu moet ik eerlijk zeggen aan de buitenkant ziet ie er ook zo uit, prachtig wit en grootser dan groot. Het had zo een speeltje van Mohammed bin Rashid Al Maktoum kunnen zijn, de sjeik van Dubai.
Die boot bracht de kerken van Gouda bij elkaar om op zoek te gaan naar verbinding met onze Fratelli Tutti die gevlucht waren voor oorlog en geweld. Allerlei ideeën werden aangedragen, van het openstellen van onze kerken en huizen tot aan handwerkles. Uiteindelijk werd gekozen voor het derde werk van barmhartigheid. Zo kon het gebeuren dat de Evangelicalen zouden zorgen voor joggingbroeken, de PKN voor winterjassen, de Reformatorische kerk voor truien, en wij? De catholica werd uitgedaagd om herenschoenen te scoren in de maten 41 – 44.
Daar stond ik dan, zo maar op een zondagochtend, als een mantra had in de verkonding keer op keer geklonken:
Bij de mededelingen rechtte ik mijn rug, richtte ik mij tot de Adams in de kerk en riep de mannen op om samen met hun Eva’s de kledingkast in te duiken om op zoek te gaan naar schoeisel.
Ontroerend was wat er de zondag daarop volgde. Parochianen kwamen met tassen vol met schoenen naar de kerk, soms nieuw gekocht maar in ieder geval schoon, heel, gepoetst en voorzien van nieuwe veters. Met elkaar lieten ze zien waarin een krimpende kerk groot(s) kan zijn!
Een paar weken later was ik weer in de kerk van Bodegraven, bedankte de gemeenschap voor hun zorg en aandacht voor de medemens. Bij het uitgaan van de kerk zei Piet, onze manusje van alles, met een grote glimlach: ‘He Rob, wat heb jij mooie schoenen aan!’
En ik antwoordde in stilte:
Nooit ben ik op de vlucht geweest. Nooit gedobberd op een eindeloze zee. Altijd was er een thuis voor mij. Altijd een liefdevol mens. Als ik ooit moét vertrekken. Mensen, heb mij dan lief.
Pastor Rob Lijesen