Ziet God ook nu, met het coronavirus, naar ons mensen om?


Ziet God ook nu, met het coronavirus, naar ons mensen om?

Best een goede vraag. En ik ben er echt van overtuigd dat het antwoord een volmondig ‘JA’ is. Toch, eerst maar eens kijken, wat maakt het zo’n goede vraag. Misschien allereerst om- dat ik hem veel hoor. Varianten zijn: ‘waarom staat God toe dat mensen zo lijden?’, ‘is God zo boos op ons dat Hij zich heeft afgekeerd’, zelfs ‘is het virus niet een straf van God?’ of ‘wat wil God ons leren door het virus?’.

Het is ook een eeuwenoude vraag. Een vraag van de vervolgde Christenen, van Christenen ten tijde van de pest of cholera-epidemieën, van hen die leden of lij- den aan Aids of gewoon als dagelijkse realiteit, al voor corona, voor miljoenen mensen in met name Afrika en Azië, op plekken waar ernstige ziektes deel uitmaken van het dagelijks leven. Of nog ouder, de situaties in het Oude Testament, denk aan de vragen van het volk aan Mozes in de woestijn of aan Job. Gods aanwezigheid, van zijn omzien naar ons, bij pijn, bij ziekte, bij dood, is een vraag van elke mens. Een vraag die ook meer antwoord verdient, dan een eenvoudig JA. Het dwing mij ook om voor mezelf na te gaan hoe ik dat zelf ervaar. Waaraan ik zelf dan twijfel. Waar ik God vorm of vervorm naar mijn beeld. Wanneer ik zelf afstand ervaar.

Voordat ik zelf kan zien hoe God naar ons om- ziet, moet ik als het ware zelf een kruisweg afleggen; een tocht van vallen en opstaan. Een tocht die mijzelf voert langs het onder ogen zien hoeveel pijn er is; zelf huilen als ik weer iemand zie die pijn heeft. Nu bij corona, een patiënt te zien die stervende is. Mijn eigen emotie voelen. Mijn eigen onmacht. Mijzelf toestaan om boos te zijn, om te voelen hoe graag ik wil dat iedereen mag leven zonder pijn of angst. Boos op God te zijn? Ja, soms ook; soms al door de woorden van psalmen hardop te zeggen, zoals die van achter- in psalm 44: ‘Waarom verbergt Gij Uw gelaat? Waarom vergeet U onze ellende en nood?’. Het vallen voor de verleiding dat God er misschien

een bedoeling mee heeft, iets wat ik niet kan begrijpen, of iets waar ik beter van wordt. Mis- schien zelfs niet meer durven hopen dat God be- staat en echt met ons wil zijn.

Te voelen hoe leeg ons leven dan is. Dat dit niet is wie God is. En dan pas, met hulp van Zijn ge- nade, zien naar de God die aanwezig is en blijft, juist in ziekte en ellende. Een God die trouw is en steeds weer met Zijn volk opnieuw begon. Een God die zich God-met-ons laat noemen. Een God die alles voor ons overheeft. Jezus die steeds opnieuw zorgde dat mensen erbij mochten ho- ren. Jezus die steeds opnieuw zorgt en wil dat iedereen erbij mag horen. Jezus die in het de- len van de pijn van de wereld, zelf ultiem het lijden op Zich nam, om ons hoop en geloof te geven in eeuwig leven. Een God die zich toont in mensen; mensen die nabij zijn, solidair zijn, in de buurman die boodschappen doet, de ver- pleegster die blijft doorwerken op een IC, soms zelfs in een wonderlijke fysieke genezing, in het verhoren van een gebed. Een God aan wie ik al- les mag toevertrouwen. Een God die ons in zijn sacramenten op de meest intieme wijze nabij is; ons levenskracht geeft. In een God die zich nu laat zien in alles wat leeft in Zijn schepping; in de blauwe lucht, in de reigers die vlak voor mijn raam naar elkaar op zoek zijn, in een ont- luikende bloem. In een God die zich in mij toont als ik Hem dankbaar ben voor levensmoed, voor liefdevolle zorg, voor mensen die dankbaar zijn. Misschien dat u nu ook een beetje kunt voelen dat ik dankbaar ben voor een God die zelfs in het lijden nu, een mogelijkheid, een kans ziet om ons, om mij mee te nemen op de weg naar een leven in verbondenheid met Christus en met elkaar.

Ja, God ziet ook nu, of misschien wel, juist nu, naar ons mensen om. Naar jou om.

Ad van Luijn jr



Sint Jan de Doper parochie